Het is voor scholen verplicht om goede en duidelijke afspraken moeten maken over de veiligheid op school. In dit document willen we duidelijk maken hoe we dit op de Lambertus hebben georganiseerd.
1. Wat verstaan we onder ‘veiligheid’?
Onder veiligheid verstaan we ‘sociale veiligheid’. Het gaat in deze tekst dus niet om bijvoorbeeld brandveiligheid maar om hoe we met elkaar omgaan.
We streven er naar dat alle kinderen zich op onze school op hun gemak voelen en zich daardoor optimaal kunnen ontwikkelen.
Waar letten we dan speciaal op? Welke gedragingen kunnen die veiligheid bedreigen? We denken dan in het bijzonder aan fysieke agressie (schoppen en slaan), verbale agressie (schelden en kwetsen) en pesten, zowel op school als via het internet.
En hoe zit het dan met plagen?
Er is een verschil tussen plagen en pesten. Onder plagen verstaan we gedrag tussen leerlingen die aan elkaar gewaagd zijn: de ene keer doet de een iets onaardigs, een volgende keer is het de ander. Plagen is een spelletje, niet altijd leuk, maar nooit echt bedreigend. Plagen kan wel overgaan in pesten.
We spreken van pestgedrag als er sprake is van een leerling die regelmatig en systematisch bedreigd en geïntimideerd wordt. Pesten vindt niet zomaar een keer plaats, maar meerdere keren per week of zelfs meerdere keren per dag, gedurende een langere periode. De leerling wordt slachtoffer gemaakt en is bij herhaling onderworpen aan de negatieve handelingen van een of meer medeleerlingen. Pesten is een vorm van geweld en daarmee grensoverschrijdend en zeer bedreigend.
2. Wat doen we om veiligheid te bevorderen?
We treden niet pas op als het al te laat is, we willen ook voorkomen dat er onveilige situaties voorkomen. We hebben zogenaamd preventief beleid.
Uitgangspunt voor ons preventief optreden is het programma Vreedzaam. In dit programma is saamhorigheid de basis. We zijn dagelijks bezig om iedereen op school het gevoel te geven dat onze school een gemeenschap is waarin iedereen meetelt. Dat betekent:
- dat leerlingen ook medeverantwoordelijk zijn voor de gang van zaken op school
- dat we met de leerlingen afspraken maken hoe we het op school en in de groep hebben willen
- dat we duidelijke schoolregels hebben (de drie zogenaamde kapstokregels)
- dat we de leerlingen leren hoe ze zelf conflicten kunnen oplossen
- en dat we extra lessen geven over o.a. over plagen, pesten, digitaal pesten en regels.
3. Hoe houden we in de gaten of onze leerlingen zich ook echt veilig voelen?
Natuurlijk worden de leerlingen geobserveerd door leerkrachten tijdens hun tijd op school. Dit gebeurt in de klas, maar ook op andere momenten, zoals bij de gymles of het buiten spelen.
Hiernaast vullen de leerlingen vragenlijsten in van het leerlingvolgsysteem Leerling In Beeld van Cito.
En we werken met een veiligheidsthermometer.
Dat is een formulier dat leerlingen vanaf groep 2 twee keer per jaar invullen en waarin een aantal vragen worden gesteld over hun ervaringen op en rond de school. Als ons iets opvalt bij de antwoorden hebben we daar met de betreffende leerling een gesprekje over.
De uitkomsten van al die ingevulde formulieren verzamelen we en de stuurgroep Vreedzaam bekijkt of de uitkomsten aanleiding geven om iets te gaan ondernemen.
En dan worden er 3 maal per jaar kindgesprekken gevoerd met alle leerlingen en hun leerkracht(en).
4. Wat doen we als we merken dat er gepest wordt?
We hanteren een aanpak die Oplossingsgerichte Pest Aanpak genoemd wordt.
Deze aanpak past helemaal bij het uitgangspunt van Vreedzaam, nl. dat iedereen erbij hoort en iedereen een steentje kan bijdragen aan een fijne school.
We gaan namelijk niet terugkijken wie precies wat en waarom heeft gedaan en wie ‘schuldig’ is, we gaan met de leerlingen (ook met de pesters en de meelopers) in gesprek: wat kunnen jullie doen om dit te herstellen?
Deze aanpak kent vier stappen:
- aan het gepeste kind wordt gevraagd of hij/zij het goed vindt dat de juf of meester een gesprek gaat voeren met andere kinderen (‘wie zou je in dat groepje willen hebben?’);
- dan volgt het gesprek met de zogenaamde ‘steungroep’ (‘wat kan ieder van jullie doen om het voor hem/haar weer fijn te maken?’);
- vervolgens is er een gesprek met het gepeste kind om te vragen of zij/hij verbetering merkt;
- tot slot is er een gesprek met de steungroep om te vragen wat ze ondernomen hebben en om ze daarvoor opstekers te geven.
Uiteraard hebben we in deze gevallen ook overleg met de ouders. Van deze overlegmomenten maken we een notitie in ons systeem ParnasSys.
5. Wat kunnen ouders doen om veiligheid te bevorderen?
Hieronder volgt een aantal tips die voor ouders misschien bruikbaar zijn:
- Voer regelmatig een gesprek met uw kind. Ga na of er in de klas/op school wordt gepest en welke rol je kind hierin heeft. Wanneer uw kind wordt gepest, geef dan direct de boodschap aan uw kind dat het niet zou moeten gebeuren en dat het kind niet verantwoordelijk is.
- Neem vervolgens contact op met de leerkracht. Vertel wat u hebt gehoord, gezien en/of meegemaakt. Onderling wordt besproken welke stappen kunnen en worden ondernomen. Houd elkaar op de hoogte van de stand van zaken.
- Om zelf bij te dragen aan de verbetering van het zelfbeeld van het kind is het belangrijk na te gaan waar het kind goed in is. Probeer uw kind te stimuleren en positief te belonen. Dit zal bijdragen aan het zelfbeeld van het kind en levert succeservaringen op.
- Laat uw kind boeken lezen over pesten. Praat met uw kind over de inhoud.
- Soms kan het belangrijk zijn om een zelfverdedigingscursus of een cursus sociale vaardigheidstraining te laten volgen. Dit zal ervoor zorgen dat het zelfbeeld verbeterd wordt. Leer uw kind om op te komen voor zichzelf.
- Maak uw kind duidelijk dat hij/zij geen klikker is, als hij/zij een pestproblematiek bespreekt met de leerkracht.
- Wanneer het probleem niet opgelost wordt, kunt u naar iemand van de stuurgroep Vreedzaam of de directeur van de school stappen. Leg het probleem aan hem/haar voor en bespreek/bepaal gezamenlijk verdere handelingen en/of stappen.
6. Toezicht houden
Het houden van toezicht is van groot belang wanneer we willen werken aan de veiligheid binnen de school. Leerlingen hebben (naast gelegenheid om te oefenen met zelfstandigheid en naast ondersteuning daarbij van volwassenen) ook altijd toezicht nodig. Waar onvoldoende toezicht en dus onvoldoende ‘leiding’ is kan onveiligheid in een groep leerlingen sluipen.
Wij hebben met ons team duidelijke afspraken gemaakt rondom het toezicht op verschillende plekken en bij verschillende gebeurtenissen:
- op het schoolplein (bij in- en uitgaan van de school)
- op het schoolplein tijdens de pauze
- tijdens het lopen in de gangen bij het in- en uitgaan van de klassen
- tijdens het lopen naar de gymzaal
- in de kleedkamers en de gymzaal.
Behalve de afspraken die we als team gemaakt hebben over ons eigen gedrag bij het toezicht, hebben we samen met de leerlingen geformuleerd welk gedrag van de leerlingen in welke situaties wordt verwacht.
7. Wat doen we als er geen verbetering optreedt?
Wanneer onze aanpak geen oplossing biedt en het pesten niet stopt, of wanneer de grens van toelaatbaar gedrag op school is bereikt en alle andere pogingen, inclusief externe hulpverlening, geen resultaat hebben gehad, moeten we overgaan tot schorsing of verwijdering.
Een dergelijke noodoplossing is natuurlijk geen oplossing van het probleem. Vaak blijven de leerlingen elkaar ontmoeten in het dorp. Het onopgeloste probleem krijgt een vervelend vervolg buiten de school. Om die reden geven we, voordat de fase van schorsing en/of verwijdering ingaat, aan de betrokkenen een laatste kans om de situatie te herstellen.
We gebruiken hiervoor de herstelgesprekken.
Het doel van deze gesprekken met betrokkenen is om de schade te herstellen, niet alleen de materiële of emotionele maar vooral het herstel van de relatie.
Alle betrokkenen (pester, gepeste, familieleden, vrienden en andere betrokkenen) zijn hierbij aanwezig.
Belangrijk is dat de pester en diens ouders verantwoordelijkheid willen nemen voor het aangedane leed en bereid zijn excuses te maken.
8. Schorsing en verwijdering
Als de veiligheid van leerlingen, leerkrachten, ander personeel of ouders in het geding is, is optreden geboden. Het gaat dan niet alleen om fysieke veiligheid, maar ook sociale en emotionele veiligheid.
Als er een noodzaak is om stevig op te treden dan hanteren we onderstaand protocol dat voor iedereen duidelijk aangeeft welke stappen worden gezet als er sprake is van een extreme situatie.
Leerlingen die het gevoel van veiligheid van anderen schade toebrengen door hun houding of gedrag (te denken valt aan vechten, slaan bedreigen of schelden) kiezen ervoor zich niet aan de schoolregels te houden en op die manier hun verbinding met de groep te verbreken.
- Deze kinderen worden voor een dagdeel/dag buiten de groep geplaatst bij de directeur of andere groep.
- De ouders worden op de hoogte gebracht middels een gesprek. De directeur gaat ook in gesprek met de leerling om ervoor te zorgen dat het gewenst gedrag wel wordt vertoond.
- De leerling mag de volgende dag in de eigen groep laten zien dat hij zich wel aan de schoolregels kan houden.
Bij herhaling volgt opnieuw een gesprek tussen school en ouders. Er wordt gekeken welke begeleiding en extra afspraken nodig zijn.
Mocht het dan nog niet lukken, dan kan de school overgaan tot schorsing van een of meerdere dagen.
Ouders kunnen bij het schoolbestuur hiertegen in beroep gaan.
De leerplichtambtenaar wordt op de hoogte gebracht van de schorsing.
9. De veiligheidscoördinatie
De stuurgroep Vreedzaam bevordert dat het veiligheidsbeleid up-to-date is en bekend bij ouders en leerlingen. Ook coördineert deze stuurgroep alle activiteiten die voortvloeien uit dit beleidsplan, zoals waken over het preventief handelen en monitoren van de veiligheid. De stuurgroep Vreedzaam bevordert dat het veiligheidsbeleid up-to-date is en bekend bij ouders en leerlingen. Ook coördineert deze stuurgroep alle activiteiten die voortvloeien uit dit beleidsplan, zoals waken over het preventief handelen en monitoren van de veiligheid.